Waarom kinderen geen mini-volwassenen zijn (en jij dat ook niet van ze hoeft te verwachten)

Het lijkt soms zo logisch: kinderen hebben hersenen, armen, benen, woorden, emoties. Net als wij. Dus waarom gedragen ze zich dan niet gewoon… logisch?

Het antwoord is simpel en toch zo vaak vergeten:
Kinderen zijn geen mini-volwassenen.

Niet qua brein.
Niet qua emoties.
Niet qua lichaam.
En al helemaal niet qua zelfregulatie.

Toch verwachten we vaak onbewust wél dat ze zich gedragen zoals wij:

“Niet zo schreeuwen, dat doe je toch ook niet op school!”

“We hebben het al vijf keer gezegd! Waarom luister je niet gewoon?!”

“Stop met zeuren. Dat helpt toch ook niet.”

En daarmee leggen we verwachtingen op die niet passen bij hun ontwikkelingsfase. Verwachtingen die leiden tot frustratie – bij jou én bij je kind.

Het kinderbrein werkt anders (en groeit nog hard)

Het brein van een kind is niet alleen kleiner dan dat van een volwassene, het is ook totaal anders georganiseerd.

De prefrontale cortex – het deel dat verantwoordelijk is voor plannen, impulsen beheersen, logisch nadenken en keuzes maken – is pas rond het 25e levensjaar volledig ontwikkeld.

Dus als je je peuter of 7-jarige vraagt om rustig na te denken, geduld te bewaren of gewoon even te wachten, dan vraag je in feite iets wat biologisch gezien nog nauwelijks kan.

Dat is niet onwil. Dat is onvermogen.

👉🏻 Kinderen zijn gebouwd om in het moment te leven, niet om vooruit te plannen.
👉🏻 Ze reageren vanuit gevoel, niet vanuit ratio.
👉🏻 Ze hebben jou nodig als externe regulatie – een soort geleide brein – totdat hun eigen systeem verder rijpt.

Wat betekent dat voor jou als ouder?

✅ Je mag je verwachtingen bijstellen.
Een kind dat huilt omdat z’n banaan doormidden is, is niet lastig – maar overprikkeld, vermoeid, of nog niet in staat om met frustratie om te gaan.

✅ Je hoeft het niet allemaal te fixen.
Je kind leert van kleine tegenslagen – als jij naast ze blijft staan, in plaats van het probleem direct op te lossen.

✅ Je bent het voorbeeld.
Jouw kalmte, woorden en grenzen worden in hun systeem opgeslagen. Niet meteen – maar op de lange termijn. Ze leren hoe jij met stress, boosheid en fouten omgaat.

Jonge kinderen (1–6 jaar): Emotie = alles

In deze fase is het brein nog grotendeels gestuurd door de hersenstam en het limbisch systeem, dat betekent:

  • Impulsen zijn sterk
  • Taal is beperkt
  • Lichaam en gevoel lopen voorop


Je kind heeft jou nodig om emoties te spiegelen, woorden te geven aan wat ze voelen en grenzen aan te geven.

Wat helpt?

  • Benoem wat je ziet: “Je bent boos omdat het niet lukt.”
  • Wees fysiek aanwezig en dichtbij, zonder het gevoel weg te maken.
  • Verwacht geen redelijkheid of logica – geef veiligheid.


Oudere kinderen (7–12 jaar): Zelf ontdekken met vangnet

In deze fase beginnen kinderen meer vooruit te denken, zich sociaal te vergelijken en meer zelfcontrole te ontwikkelen.
Maar…

  • Ze zijn nog steeds gevoelig voor emoties
  • Hun zelfbeeld is kwetsbaar
  • En hun regulatievermogen is wankel


Ze kunnen dus ‘groot’ lijken, maar blijven nog steeds leren via jou.

Wat helpt?

  • Laat ze oefenen met keuzes (en de gevolgen)
  • Geef ruimte om fouten te maken zonder schaamte
  • Blijf beschikbaar als veilige basis, juist als ze groter worden


Wat je vandaag mag onthouden:

👉🏻 Je kind kan nog niet alles wat jij al wel kunt – zelfs als het soms wel zo lijkt.
👉🏻 Je hoeft je kind niet perfect te maken – je mag het begeleiden.
👉🏻 Jouw eigen gedrag is de belangrijkste les die je je kind meegeeft.

Het is niet altijd makkelijk. Het is soms rete frustrerend.
Maar het is ook de kern van Oer Ouderschap:
Opvoeden vanuit realiteit, ritme en relatie – niet vanuit perfectionisme.

Tot slot

Wees vandaag even stil. Observeer je kind met deze bril op:
“Wat zou dit gedrag betekenen als ik het zag bij een kind dat nog aan het leren is?”

Grote kans dat je ineens wat zachter kijkt. En wat milder reageert.

Elk gezin heeft weleens strijd, twijfel of chaos. Misschien help jij iemand op weg door dit te delen.

Andere blogs voor jou